De kolom in het centrum van figuur 1 laat zien hoe de breedbandindustrie er op dit moment uitziet. Op de eerste laag zijn er bedrijven die netwerkcomponenten (bijv. kabelmodems of glasvezels) ontwikkelen, zoals Genexis of ZTE. Op laag twee vinden we kabelbedrijven zoals Ziggo of UPC en telecommunicatiebedrijven zoals KPN, die de (kapitaalintensieve) breedbandinfrastructuur opbouwen en innovatieve producten van laag één gebruiken om internettoegang te leveren. Op de derde laag bevinden zich internetserviceproviders, zoals Vodafone, Tele2 of Telfort, die internetdiensten aan gebruikers aanbieden. Op de vierde laag hebben gebruikers toegang tot applicaties als Skype, Firefox en YouTube.
Verder leveren contentproviders zoals de filmindustrie (Warner Bros) of omroepen (NPO) “inhoud” voor gebruikers. In het breedbandtijdperk 1.0 was het daadwerkelijk de (infrastructuur-) concurrentie op laag twee tussen de kabelindustrie en de telecommunicatie-industrie die ontwikkeling op breedbandgebied heeft versneld en Nederland tot koploper in Europa heeft gemaakt (Bouckaert, van Dijk, & Verboven, 2010).
NGA-netwerken
Sinds 2005 zijn wij in Nederland in een nieuw breedbandtijdperk aangekomen. In 2009 heeft dit tijdperk ook een nieuwe naam gekregen: “Next Generation Broadband Access”(NGA)-netwerken. Deze nieuwe netwerken bestaan gedeeltelijk of volledig uit optische elementen en zijn in staat om breedbandtoegangsdiensten te leveren met betere kenmerken, zoals een hogere verwerkingscapaciteit (CEU, 2013).
Bij NGA-netwerken gaat het volgens de Europese Commissie niet alleen om (optische) glasvezeltechnologieën, maar ook om kabeltechnologieën op basis van DOCSIS 3.0 en recentelijk ook om bepaalde draadloze technologieën. Interessant is dat OESO-onderzoek al in 2008 heeft aangetoond dat glasvezel de enige breedbandtechnologie is die (bijna) onbeperkte capaciteit kan aanbieden, en dus over de lange termijn toekomstvast is. Verder kan met glasvezel dezelfde upload- en downloadsnelheid (d.w.z. symmetrie) worden aangeboden (OECD, 2008).
Download- vs. uploadsnelheid
Vinden wij cijfers over dit nieuwe tijdperk in de breedbanddiscussie terug? Ja, sommige indicatoren laten zien dat Nederland nog altijd bij de top drie in wereld hoort, bijvoorbeeld met betrekking tot (geadverteerde) downloadsnelheid (OECD, 2013). Bij de beschikbaarheid van glasvezel scoort Nederland in vergelijking met andere Europese landen, zoals Letland, Zweden en Litouwen, slecht. Maar de echte discussie begint bij indicatoren die de werkelijke breedbandsnelheid meten. Qua downloadsnelheid hoort Nederland bij de wereldtop, qua uploadsnelheid niet. Voor welke soort activiteiten was uploadsnelheid ook weer belangrijk? O ja, voor bedrijvigheid, ondernemerschap en het ontwikkelen van nieuwe businessmodellen!
Interessant is het op dit moment om te zien hoe de verschillende marktpartijen met begrippen als “glasvezel”, “behoeften van gebruikers” en “marktontwikkeling” omgaan. In Nederland waren wij in 2005 met het opstarten van het glasvezelnetwerk in Nuenen al in het nieuwe NGA-tijdperk aangekomen. In 2006 startte de glasvezelontwikkeling in Eindhoven. Beide projecten werden nog meegefinancierd uit de Kenniswijk-subsidie vanuit de Rijksoverheid.
De transitie naar het NGA-tijdperk
De opschudding in de breedbandmarkt, veroorzaakt door deze projecten, ging in twee richtingen: “Het aanleggen van een glasvezelnetwerk is technisch en economisch haalbaar” en “De breedbandmarkt, zoals die toen bestond, werkt niet.” De oprichting van twee coöperaties (Ons Net Nuenen en Ons Net Eindhoven) op basis van samenwerking met woningbouwcorporaties en een nieuwe toetreder op de breedbandmarkt (Volker Wessels Telecom) was ook een signaal richting bestuurlijk Den Haag: gebruikers hadden er geen vertrouwen (meer) in dat bestaande marktpartijen en de centrale overheid een transitie naar het NGA-tijdperk mogelijk zouden maken.
Er waren weliswaar al pilotstudies over het aanleggen van glasvezelnetwerken voor 2006 van bestaande marktpartijen, maar deze waren als “niet-economisch rendabel” geclassificeerd. Interessant is dat de OESO in 2008 de Nederlandse ervaring op glasvezelgebied gebruikte om vergaande conclusies over de technologische ontwikkeling op breedbandgebied te trekken (OECD, 2008). Interessant is ook dat zich in deze periode in het hele land nieuwe vormen van samenwerkingen tussen lokale overheden, breedbandbedrijven en gebruikers begonnen te ontwikkelen. Nederland was in deze periode ook koploper op juridisch gebied: het glasvezelinitiatief in Amsterdam definieerde een nieuwe, innovatieve aanpak hoe overheden met financiering van breedbandnetwerken moeten omgaan. Maar deze periode werd ook gekenmerkt door juridische gevechten tussen bestaande marktpartijen en lokale initiatiefnemers, die een vertragend effect op de ontwikkeling van nieuwe breedbandinitiatieven hebben gehad.
Effecten ontwikkeling breedband op economie
Het resultaat van de ontwikkelingen in het breedbandtijdperk 1.0 in Nederland was dat er nieuwe vormen van samenwerkingen van lokale initiatiefnemers ontstonden, met nieuwe toetreders, een nieuwe definitie van breedband op basis van glasvezel en een aantal van juridische gevechten (Sadowski, Nucciarelli, & de Rooij, 2009).
In vergelijking met het breedbandtijdperk 1.0 lijkt de discussie op dit moment opnieuw over begrippen te gaan zoals breedband en lokale ontwikkeling. Sinds 2006 is er veel veranderd in de breedbandindustrie. Veel innovatieve ontwikkelingen vinden nu plaats op de derde en vierde laag. Nieuwe toetreders op het gebied van gezondheidszorg willen hun diensten aan gebruikers aanbieden. Met applicaties zoals Skype, FaceTime of Lync wordt het eenvoudiger om te telewerken, maar goede NGA-netwerken op laag één zijn de basis voor het functioneren van deze applicaties en nieuwe diensten.
Bij telewerken verwachten wij dat het potentiaal eerst met glasvezelverbindingen kan worden gerealiseerd (Van der Wee, Verbrugge, Sadowski, Driesse, & Pickavet, 2014). Er is dus een relatie tussen breedband en lokale economische ontwikkeling. Er zijn opnieuw coöperaties ontstaan die laten zien dat de breedbandmarkt nog niet voldoende transparant is en dat de baten van NGA-ontwikkelingen niet naar alle gebruikers in een lokaal gebied gaan.
Er is dus werk aan de winkel voor lokale, provinciale en nationale overheden op breedbandgebied. De Digitale Agenda van Brabant kan hier invulling aan geven door de gebruikers bij de transitie naar het NGA-tijdperk te ondersteunen en transparantie in de breedbandmarkt te waarborgen.
Wat wij willen is het optimisme van het breedbandtijdperk 1.0. Wat wij niet willen is het pessimisme van het telecomtijdperk in de jaren tachtig in de VS, dat mijn oude professor William Melody zo beschreef: “Het is goedkoper voor marktpartijen in de sector om een advocaat (of: econoom) in te huren, dan te innoveren!”