..
58a4539d5f981
Blog

Blog: Breedband, mythe of waarheid?

Met de blogreeks #slimbrabant laat BrabantKennis een aantal experts uit het veld aan het woord om de discussie over de impact van digitale technologieën voor de Brabantse economie en samenleving te voeden.

“Met snel internet kun je thuis sneller rijk worden”, “Breedband verhoogt de productiviteit van bedrijven” en “Nederland is koploper op breedbandgebied door de concurrentie tussen kabel- en telecommunicatie-industrie.” Laten we deze drie stellingen stuk voor stuk toetsen op basis van de beschikbare feiten, om te zien in hoeverre het om een mythe of waarheid gaat.

Stelling 1: Met snel internet kun je thuis sneller rijk worden!
Drie jaar geleden kwam een collega van mij in het nieuws. Hij zei statistisch aan te kunnen tonen dat hogere internetsnelheid tot een hoger inkomen van huishoudens leidt (Rohman & Bohlin, 2012). Dat er een (cor-)relatie tussen een internetsnelheid en inkomen van huishoudens is, was niet per se nieuw. Het lijkt ook logisch dat met meer beschikbaar inkomen, meer producten en diensten kunnen worden gekocht, zoals betere en duurdere internetpakketten. Maar verdient iemand ook meer omdat hij of zij thuis een hoge internetsnelheid heeft?

Op dit moment weten wij niet zo veel over de relatie tussen het internetgebruik en het ontwikkelen van nieuwe verdienmodellen door gebruikers. Traditioneel beschouwt de breedbandindustrie gebruikers als passieve consumenten, die een internetpakket afnemen en daarvoor betalen op basis van snelheid en prijs. Er is een heel kleine groep van gebruikers die op basis van kwaliteit en kwantiteit van uploads via YouTube-kanalen, websites of webwinkels geld kan verdienen.

Learning-by-doing
Deze “actieve” gebruikers zijn een nieuw fenomeen in de internetwereld. Zij hebben betere digitale vaardigheden in vergelijking met de gemiddelde gebruiker. Wij weten dat de digitale vaardigheden sterk afhankelijk zijn van de manier waarop gebruikers met nieuwe internettechnologieën, zoals sociale media, websites, webfora en discussiegroepen, omgaan. De basis van het gebruik van deze technologieën is “learning-by-doing” (Uwe Matzat & Sadowski, 2012). Blijkbaar ontstaan er met de ontwikkeling van het internet steeds meer mogelijkheden om nieuwe verdienmodellen uit te proberen en winstgevend te maken.

Maar om deze opties ook daadwerkelijk te exploiteren, is het voor gebruikers noodzakelijk om de juiste digitale vaardigheden zelf te leren. Verder kunnen actieve gebruikers een groeiende variëteit van internettechnologieën inzetten om nieuwe contacten en sociale netwerken op te bouwen, met bijvoorbeeld als doel de positie op de arbeidsmarkt te verbeteren (U. Matzat & Sadowski, 2015). De snelheid van breedband blijft dus zeker belangrijk, maar de kwaliteit van de uploads en de ontwikkeling van digitale vaardigheden wordt steeds belangrijker. Actieve gebruikers zijn daarom noodzakelijk om met snel internet ook echt “rijk(er) te worden”! 

quote
Er is dus werk aan de winkel voor lokale, provinciale en nationale overheden op breedbandgebied!
- Bert Sadowski - hoofddocent Economie & Innovatie - TU/e

Stelling 2: Breedband verhoogt de productiviteit van bedrijven
Een standaardgrap onder economen was altijd: “The computer is everywhere but not in the statistics”.  Deze bewering wordt aan de econoom Erik Brynjolfsson toegekend en beschreven als “productivity paradox”. In het kort: Brynjolfsson geeft aan dat de relatief snelle ontwikkelingen op technologisch gebied niet begeleid worden door even snelle verbeteringen van de groei van bedrijven. In de beschikbare statistieken kunnen wij daar in ieder geval niets over terugvinden (Brynjolfsson, 1993).

Economische groei
De basis voor deze bewering is dat wij op dit moment niet de juiste statistieken beschikbaar hebben en dat wij niet alle verbeteringen van internettechnologieën ook nauwkeurig kunnen meten. Maar de technologische en sociaal-economische ontwikkeling is niet blijven staan op het niveau van de jaren negentig. Sinds een paar jaar is ook empirisch aangetoond dat breedband positieve effecten op de productiviteit van bedrijven heeft. De beschikbaarheid van breedband voegt ongeveer 1 tot 1,4 procent aan de economische groei van een regio toe. Bedrijven creëren dus meer werkgelegenheid als er meer breedbandaansluitingen beschikbaar zijn (Gillett, Lehr, Osorio, & Sirbu, 2006).

Nieuwe businessmodellen
In agrarische gebieden versterkt de beschikbaarheid van breedband ook de ontwikkeling van nieuwe businessmodellen, zoals de exploitatie en marketing van boerderijcampings of het opstarten van webwinkels voor agrarische producten. Ook hier gaat het niet alleen om internetsnelheid, maar meer om de strategische opties die het internet biedt voor bedrijven, in het bijzonder voor midden- en kleinbedrijven (Sadowski, Maitland, & van Dongen, 2002).

Deze strategische opties zijn gerelateerd aan het ontwikkelen van nieuwe businessmodellen, het aangaan van samenwerkingen met andere bedrijven of het ontdekken van nieuwe markten. De beschikbaarheid van breedband creëert dus nieuwe groeiopties voor bedrijven die zich kunnen vertalen in meer werkgelegenheid en een verhoogde productiviteit.

Stelling 3: Nederland is koploper op breedbandgebied door de concurrentie tussen kabel- en telecommunicatie-industrie
Wat is het probleem met stelling 3? Nederland lijkt al sinds jaren koploper op breedbandgebied, met op dit moment 40.8 breedbandaansluitingen per 100 inwoners (stand: juni 2014). Noord-Brabant heeft een van de hoogste percentages breedbandaansluitingen per 100 inwoners in Nederland en in Europa (93 procent) (Eurostat, 2015). Om de koploperpositie op breedbandgebied in Europa te bepalen, gebruikt de Europese Commissie nog altijd als indicator een downloadsnelheid van 1-2 Mbit/s (CEU, 2014), maar deze snelheid hoort bij het breedbandtijdperk 1.0.

Breedbanddiensten, zoals internettelefonie voor thuisgebruikers of pinbetalingssystemen voor bedrijven, zijn complexe diensten, die een samenwerking tussen verschillende marktpartijen noodzakelijk maken. Om deze complexe producten te ontwikkelen, zijn er een paar bedrijven in de breedbandindustrie actief die in de afgelopen jaren veel aan de innovatieve ontwikkelingen in de sector hebben bijgedragen.

58c12fbe09150

De kolom in het centrum van figuur 1 laat zien hoe de breedbandindustrie er op dit moment uitziet. Op de eerste laag zijn er bedrijven die netwerkcomponenten (bijv. kabelmodems of glasvezels) ontwikkelen, zoals Genexis of ZTE. Op laag twee vinden we kabelbedrijven zoals Ziggo of UPC en telecommunicatiebedrijven zoals KPN, die de (kapitaalintensieve) breedbandinfrastructuur opbouwen en innovatieve producten van laag één gebruiken om internettoegang te leveren. Op de derde laag bevinden zich internetserviceproviders, zoals Vodafone, Tele2 of Telfort, die internetdiensten aan gebruikers aanbieden. Op de vierde laag hebben gebruikers toegang tot applicaties als Skype, Firefox en YouTube.

Verder leveren contentproviders zoals de filmindustrie (Warner Bros) of omroepen (NPO) “inhoud” voor gebruikers. In het breedbandtijdperk 1.0 was het daadwerkelijk de (infrastructuur-) concurrentie op laag twee tussen de kabelindustrie en de telecommunicatie-industrie die ontwikkeling op breedbandgebied heeft versneld en Nederland tot koploper in Europa heeft gemaakt (Bouckaert, van Dijk, & Verboven, 2010).

NGA-netwerken
Sinds 2005 zijn wij in Nederland in een nieuw breedbandtijdperk aangekomen. In 2009 heeft dit tijdperk ook een nieuwe naam gekregen: “Next Generation Broadband Access”(NGA)-netwerken. Deze nieuwe netwerken bestaan gedeeltelijk of volledig uit optische elementen en zijn in staat om breedbandtoegangsdiensten te leveren met betere kenmerken, zoals een hogere verwerkingscapaciteit (CEU, 2013).

Bij NGA-netwerken gaat het volgens de Europese Commissie niet alleen om (optische) glasvezeltechnologieën, maar ook om kabeltechnologieën op basis van DOCSIS 3.0 en recentelijk ook om bepaalde draadloze technologieën. Interessant is dat OESO-onderzoek al in 2008 heeft aangetoond dat glasvezel de enige breedbandtechnologie is die (bijna) onbeperkte capaciteit kan aanbieden, en dus over de lange termijn toekomstvast is. Verder kan met glasvezel dezelfde upload- en downloadsnelheid (d.w.z. symmetrie) worden aangeboden (OECD, 2008).

Download- vs. uploadsnelheid
Vinden wij cijfers over dit nieuwe tijdperk in de breedbanddiscussie terug? Ja, sommige indicatoren laten zien dat Nederland nog altijd bij de top drie in wereld hoort, bijvoorbeeld met betrekking tot (geadverteerde) downloadsnelheid (OECD, 2013). Bij de beschikbaarheid van glasvezel scoort Nederland in vergelijking met andere Europese landen, zoals Letland, Zweden en Litouwen, slecht. Maar de echte discussie begint bij indicatoren die de werkelijke breedbandsnelheid meten. Qua downloadsnelheid hoort Nederland bij de wereldtop, qua uploadsnelheid niet. Voor welke soort activiteiten was uploadsnelheid ook weer belangrijk? O ja, voor bedrijvigheid, ondernemerschap en het ontwikkelen van nieuwe businessmodellen!

Interessant is het op dit moment om te zien hoe de verschillende marktpartijen met begrippen als “glasvezel”, “behoeften van gebruikers” en “marktontwikkeling” omgaan. In Nederland waren wij in 2005 met het opstarten van het glasvezelnetwerk in Nuenen al in het nieuwe NGA-tijdperk aangekomen. In 2006 startte de glasvezelontwikkeling in Eindhoven. Beide projecten werden nog meegefinancierd uit de Kenniswijk-subsidie vanuit de Rijksoverheid.

De transitie naar het NGA-tijdperk
De opschudding in de breedbandmarkt, veroorzaakt door deze projecten, ging in twee richtingen: “Het aanleggen van een glasvezelnetwerk is technisch en economisch haalbaar” en “De breedbandmarkt, zoals die toen bestond, werkt niet.” De oprichting van twee coöperaties (Ons Net Nuenen en Ons Net Eindhoven) op basis van samenwerking met woningbouwcorporaties en een nieuwe toetreder op de breedbandmarkt (Volker Wessels Telecom) was ook een signaal richting bestuurlijk Den Haag: gebruikers hadden er geen vertrouwen (meer) in dat bestaande marktpartijen en de centrale overheid een transitie naar het NGA-tijdperk mogelijk zouden maken.

Er waren weliswaar al pilotstudies over het aanleggen van glasvezelnetwerken voor 2006 van bestaande marktpartijen, maar deze waren als “niet-economisch rendabel” geclassificeerd. Interessant is dat de OESO in 2008 de Nederlandse ervaring op glasvezelgebied gebruikte om vergaande conclusies over de technologische ontwikkeling op breedbandgebied te trekken (OECD, 2008). Interessant is ook dat zich in deze periode in het hele land nieuwe vormen van samenwerkingen tussen lokale overheden, breedbandbedrijven en gebruikers begonnen te ontwikkelen. Nederland was in deze periode ook koploper op juridisch gebied: het glasvezelinitiatief in Amsterdam definieerde een nieuwe, innovatieve aanpak hoe overheden met financiering van breedbandnetwerken moeten omgaan. Maar deze periode werd ook gekenmerkt door juridische gevechten tussen bestaande marktpartijen en lokale initiatiefnemers, die een vertragend effect op de ontwikkeling van nieuwe breedbandinitiatieven hebben gehad.

Effecten ontwikkeling breedband op economie
Het resultaat van de ontwikkelingen in het breedbandtijdperk 1.0 in Nederland was dat er nieuwe vormen van samenwerkingen van lokale initiatiefnemers ontstonden, met nieuwe toetreders, een nieuwe definitie van breedband op basis van glasvezel en een aantal van juridische gevechten (Sadowski, Nucciarelli, & de Rooij, 2009).

In vergelijking met het breedbandtijdperk 1.0 lijkt de discussie op dit moment opnieuw over begrippen te gaan zoals breedband en lokale ontwikkeling. Sinds 2006 is er veel veranderd in de breedbandindustrie. Veel innovatieve ontwikkelingen vinden nu plaats op de derde en vierde laag. Nieuwe toetreders op het gebied van gezondheidszorg willen hun diensten aan gebruikers aanbieden. Met applicaties zoals Skype, FaceTime of Lync wordt het eenvoudiger om te telewerken, maar goede NGA-netwerken op laag één zijn de basis voor het functioneren van deze applicaties en nieuwe diensten.

Bij telewerken verwachten wij dat het potentiaal eerst met glasvezelverbindingen kan worden gerealiseerd (Van der Wee, Verbrugge, Sadowski, Driesse, & Pickavet, 2014). Er is dus een relatie tussen breedband en lokale economische ontwikkeling. Er zijn opnieuw coöperaties ontstaan die laten zien dat de breedbandmarkt nog niet voldoende transparant is en dat de baten van NGA-ontwikkelingen niet naar alle gebruikers in een lokaal gebied gaan.

Er is dus werk aan de winkel voor lokale, provinciale en nationale overheden op breedbandgebied. De Digitale Agenda van Brabant  kan hier invulling aan geven door de gebruikers bij de transitie naar het NGA-tijdperk te ondersteunen en transparantie in de breedbandmarkt te waarborgen.

Wat wij willen is het optimisme van het breedbandtijdperk 1.0. Wat wij niet willen is het pessimisme van het telecomtijdperk in de jaren tachtig in de VS, dat mijn oude professor William Melody zo beschreef: “Het is goedkoper voor marktpartijen in de sector om een advocaat (of: econoom) in te huren, dan te innoveren!”

Literatuurlijst

  • Bouckaert, J., van Dijk, T., & Verboven, F. (2010). Access regulation, competition, and broadband penetration: An international study. Telecommunications Policy, 34(11), 661-671.
  • Brynjolfsson, E. (1993). The productivity paradox of information technology. Communications of the ACM, 36(12), 66-77.
  • CEU. (2013). EU Guidelines for the Application of State Aid Rules in Relation to the Rapid Deployment of Broadband Networks (2013/C 25/01). Brussels: CEU.
  • CEU. (2014). Electronic communications market indicators: Definitions, methodology and footnotes on Member State data. Data as of July 2014. Brussels: CEU.
  • Eurostat. (2015). Information Society Statistics. Luxembourg: Eurostat.
  • Gillett, S., Lehr, W., Osorio, C., & Sirbu, M. (2006). Measuring the Economic Impact of Broadband Deployment. Final Report. February 2006: U.S.
  • Department of Commerce, Economic Development Administration.
  • Matzat, U., & Sadowski, B. (2012). Does the “Do-It-Yourself Approach” Reduce Digital Inequality? Evidence of Self-Learning of Digital Skills. The Information Society, 28(1), 1-12.
  • Matzat, U., & Sadowski, B. M. (2015). Access to specific social resources across different social media: divergent consequences of the time spent with new contacts. Information, Communication & Society, 1-19.
  • OECD. (2008). Developments in Fibre Technologies and Investment. Paris: OECD.OECD. (2013). OECD Communications Outlook 2013. Paris: OECD.
  • Rohman, I. K., & Bohlin, E. (2012). Does broadband speed really matter as a driver of economic growth? Investigating OECD countries. International Journal of Management and Network Economics, 2(4), 336-356.
  • Sadowski, B., Maitland, C., & van Dongen, J. (2002). Strategic Use of the Internet by Small- and Medium Sized Companies: An Exploratory Study. Information Economics and Policy, 14(1), 75-93.
  • Van der Wee, M., Verbrugge, S., Sadowski, B., Driesse, M., & Pickavet, M. (2014). Identifying and quantifying the indirect benefits of broadband networks for e-government and e-business: A bottom-up approach. Telecommunications Policy (online since 5 February 2014).

Eind september 2015 kwam het rapport ‘Waarborgen van openheid in publiek gefinancierde breedband netwerken’ uit. Bert Sadowski beschrijft hierin waarom het waarborgen van open toegang van publiek gefinancierde breedbandnetwerken een van de meest controversiële onderwerpen in de discussie rondom de ontwikkeling van next generation access (NGA) netwerken is.